Er verandert iets in het Primair onderwijs met de nieuwe bekostiging per 1 januari 2023. Naast veelbesproken wijzigingen zoals herverdeeleffecten en betere voorspelbaarheid van de inkomsten kent de nieuwe bekostiging nog een ander nieuwtje: Waar vroeger de bekostiging vastgesteld werd op het aantal leerlingen per 1 oktober, is nu 1 februari de nieuwe teldatum.
Hierdoor is het mogelijk (en misschien ook wenselijk) om de volgorde in planning en controlcyclus te veranderen: Tot en met 2022 is het gebruikelijk om het formatieplan van scholen in het voorjaar op te stellen als uitvloeisel van de in het najaar opgestelde (meerjaren-)begroting. Dit is nu volkomen logisch, aangezien de begroting het instrument is om beleidsambities af te spiegelen aan de bekostiging, die weer voortvloeien uit de leerlingtellingen per 1 oktober.
Een bekend nadeel in deze systematiek is dat de leerlingaantallen in het nieuwe schooljaar, zeker op schoolniveau, sterk kunnen afwijken van de voorafgaande 1 oktober-telling. Besturen moeten nu dus anticiperen en intern budgetten herverdelen om deze afwijkingen op te vangen.
Nu de teldatum verschuift naar 1 februari zouden besturen hier anders mee om kunnen gaan: In plaats dat de begroting leidend is voor de inzet van formatie, kan de bekostiging als uitgangspunt genomen worden. Deze wordt vastgesteld op basis van de leerlingaantallen op 1 februari, dus nadat de begroting definitief is, en daarmee op veel recentere informatie. Hierdoor koppelt de beschikbare formatie van scholen aan de 1 februari-telling van deze scholen. Dit heeft het grote voordeel dat de inzet van formatie pas in het voorjaar bepaald wordt en dus een veel recenter beeld geeft dan wanneer deze voortvloeit uit de begroting.
Om dit te monitoren is het organisatievermogen van de controller belangrijk. Er ontstaan immers afwijkingen ten opzichte van de vastgestelde begroting, waardoor de traditionele monitoring van inkomsten en uitgaven alleen op resultaatsniveau een goed beeld geeft. Naast de traditionele financiële uitputtingsoverzichten moeten de formatieafspraken op basis van de later vastgestelde 1 februari-telling vastgelegd en gemonitord worden. Dit vereist, naast duidelijke resultaatafspraken en monitoring daarop, periodieke afstemming tussen control en de schooldirecteur om de monitoring daarop te duiden.
Op stichtingsniveau verandert de begroting daarmee van een sturingsmechanisme op schoolniveau (de keuzes zijn ook in het voorjaar al gemaakt) naar een meerjarenperspectief op de financiële (on-)mogelijkheden van het bestuur.
Meer weten over dit onderwerp? Neem dan vrijblijvend contact met ons op.